Nieuwjaarsbrief van de voorzitter

donderdag 1 januari 2015

~~Beste vrienden,
Het is een beetje laat om nog mijn nieuwjaarswensen te presenteren, maar het is nu eenmaal ons nieuwjaar diner vanavond, dus toch nogmaals een gelukkig nieuwjaar aan u allen en vooral een goede gezondheid. De helft van onze leden ligt blijkbaar ziek in bed: aan hen wensen we een spoedig herstel.
Ondertussen zit ik al over de helft van mijn mandaat. Niet te geloven hoe snel dat gaat. Binnen vijf maand is het de beurt aan Maurice, tenzij ik  natuurlijk nog een tweede jaar voorzitter blijf natuurlijk. Er wordt gefluisterd dat Maurice ondertussen ook een grote zorg minder heeft, maar ik weet niet of ik het al officieel mag aankondigen: hij heeft een opvolger gevonden. Het schijnt dat er clubs zijn waar ze dat voor jaren ver al weten, wie er inkomend voorzitter is, tenminste dat is wat de gouverneur beweert.
Over de gouverneur gesproken…
We hadden vorige week het bezoek van Michel Espeel, onze huidige gouverneur. Onze club werd gewikt en gewogen, zoals elk jaar, en blijkbaar is men in de hogere Rotary-regionen tevreden over ons. Vanavond gaan we een nieuw lid introduceren en daarna ook nog een Paul Harrisfellowship uitreiken. Dat is voor later op de avond, bij wijze van entertainment.
Ik wou nochtans eerst even ingaan op een punt uit het discours van onze gouverneur dat me bijzonder nauw aan het hart ligt en dat is het belang van de ethiek in Rotary. De ethiek bij  de omgang met onze medemensen, de ethiek vooral bij de uitoefening van het beroep. Ik moet u niet herinneren aan onze vier vragen, maar ik denk dat deze toch essentieel zijn bij de evaluatie van onze manier van handelen, als club, als vrienden en als professionals.
1. Is het waar?
2. Is het billijk voor alle betrokkenen?
3. Bevordert het onderling vertrouwen en vriendschap?
4. Komt het alle betrokkenen ten goede?

Ter attentie van ons nieuw lid Paul Lambert:
Het Criterium van de Vier Vragen werd in 1932 bedacht door Herbert
Taylor, een lid van RC Chicago, die in 1954-55 ook voorzitter werd van Rotary
International. Toen hij zijn bedrijf moest behoeden voor het faillissement,
ontwikkelde hij dit vragenlijstje als ethische handleiding.
Zijn bedrijf overleefde de crisis en dat werd toegeschreven aan deze
eenvoudige filosofische toetssteen. Rotary International eigende zich in 1934
de Vier Vragen toe en sindsdien vormen zij de ethische standaard voor alle
Rotariërs.
Zij die erbij waren op onze Rotary-quiz herinneren zich misschien het item over Spinoza. Ik wou hier even vermelden dat deze filosoof ongeveer hetzelfde al schreef in zijn Ethica maar dan driehonderd jaar eerder. Misschien kunnen we het later nog eens hebben over Spinoza, de paralellen tussen het werk van de eerste grote filosoof van de Verlichting en de ethiek binnen Rotary.
Deze vier vragen zijn de samenvatting van een universele ethiek, los van elke religie en politiek doctrinair denken. In deze duistere tijden van fanatisme en onverdraagzaamheid zijn ze meer dan ooit actueel, net zoals de filosofen van de verlichting met hun geschriften bijgedragen hebben aan de Renaissance.
Misschien is het tijd voor een nieuwe Renaissance?

Het komt erop neer dat het er niet toe doet wat je doet als beroep, als je het maar goed doet. We leven in een wereld waar je blijkbaar vooral moet genieten, je eigen ding doen, jezelf realiseren desnoods ten koste van alles en iedereen. Als het maar vooral veel opbrengt, als het maar onmiddellijk gratificatie geeft van de meest platte lusten en verlangens…Mindfullness, Celestijnse beloften, Tibetaanse klankschalen, Wellness en wat weet ik allemaal: een hele industrie maakt ons wijs dat we gelukkig gaan worden als we maar vooral met onszelf bezig zijn. Maar de hele bedoeling van Rotary is nu juist om wat minder met onszelf bezig te zijn en wat meer met onze medemens.
Dienstvaardigheid is de sleutel tot een gelukkig leven.

Onlangs vond ik tussen de boeken en andere rommel die ons huis vult, een aantal boekjes terug uit mijn jeugd, namelijk de handboeken voor de padvinders, de scouts zoals dat toen heette. Sommige van de passages daarin zijn van een ontzettende naïviteit, waarschijnlijk eigen aan de tijd waarin ze zijn geschreven. Wie zou er tegenwoordig nog een bende jongeren een eed van trouw durven laten zweren, met de verplichting om elke dag te proberen een Goede Daad (met hoofdletter) te doen?

Padvinder is tegenwoordig een scheldwoord, waarmee men een beetje meewarig iemand aanduid met ouderwetse principes, eentje die niet mee is met zijn tijd.
Maar toch heb ik heimwee naar een wereld waarin er meer padvinders rondliepen.
Ik had zo ook altijd het gevoel dat Rotary een soort scoutisme is voor volwassenen: het goede doen een beetje tegen beter weten in, zijn verantwoordelijkheid opnemen, zijn beroep uitoefenen volgens ethische normen, je nuttig maken voor de maatschappij.
En vooral, die boodschap ook meegeven aan onze nakomelingen, onze kinderen en voor de meesten van ons ook de kleinkinderen en achterkleinkinderen…
We mogen van geluk spreken dat we allemaal blijkbaar ouders en grootouders hadden die ons goed voorbereid hebben op onze taak. Ik vind het vreselijk als ik zie hou grote aantallen va onze jongeren opgroeien zonder enig normbesef, zonder enige voeling voor wat er echt belangrijk is. Het is toch niet acceptabel dat in een rijk land als het onze duizenden jongeren hun opleiding compleet missen, hun middelbare school niet afmaken, geen enkel valabel diploma halen. Dit is vooral een gigantisch probleem in allochtone gezinnen, waarin de ouders dikwijls grotendeels ongeletterd zijn en het belang van studeren niet onderkennen.  Een taak voor onze jeugdwerking?
Mijn dooppeter en grootvader, ook een Rotariër, was een uitermate serieus man met een zeer uitgesproken gevoel voor ethiek en rechtvaardigheid, dat hij ons van kleins af inpeperde.
Ik herinner me dat ik eens zo fier als een gieter een goed schoolrapport ging tonen, waarschijnlijk in de hoop dat hij daar enige pecuniaire tegemoetkoming tegenover zou plaatsen. Wat hij me toen zei is me mijn hele leven bijgebleven: hij zei namelijk, na aandachtig mijn punten te hebben bestudeerd, dat ik van geluk mocht spreken omdat ik geboren was met een goed stel hersenen en goeie ouders, die me blijkbaar naar een goeie school lieten gaan, maar dat daar op zich geen verdienste aan was.  Met andere woorden, geen zakgeld…Daarentegen, zei hij, betekende dat ook een grote verantwoordelijkheid, want dat betekende dat er ook meer van je verwacht zou worden later…Het klinkt misschien een beetje melig, maar het was een duidelijke boodschap. Ik hoop dat mijn eigen kinderen ook die ook begrepen hebben.
Met deze serieuze woorden zou ik graag aan Paul een exemplaar van de vier vragen geven, zodat hij die op zijn nachtkastje kan zetten, naast de wekker, kwestie van ze elke morgen nog eens na te lezen.

Oudere vrienden (de meeste dus) weten dat ik een aantal jaren weg geweest en van onze club.
Waarschijnlijk beseft hij het niet, maar er is hier iemand die ervoor verantwoordelijk is dat ik hier nu terug sta, en dan nog als voorzitter. Eigenlijk zijn het er twee, want ook vriend Carlos heeft nogal aangedrongen om terug te keren, maar er was nog iemand anders.
Ik weet nog goed dat ik op een mooie zomerdag Robert tegenkwam op de zeedijk, en hij begroette me met “en wanneer kom je nu terug naar de Rotary?”. Blijkbaar vond hij dat nogal vanzelfsprekend.
En daardoor ben ik gaan denken over mijn zonden en dan heeft Carlos er nog een schepje bovenop gedaan, wat uiteindelijk de doorslag gaf. Je ziet Robert, wat een klein woordje kan uitrichten.
Maar goed, wat ik eigenlijk wilde zeggen is dat Robert voor mij een voorbeeld is van correctheid, van ethische professionaliteit. Advocaten hebben doorgaans de reputatie bij het grote publiek van gladde jongens, voor geen haar te betrouwen, nog net iets betrouwbaarder dan politici. En toch is in onze contreien iedereen het erover eens dat Meester Volckaert een voorbeeld is van betrouwbaarheid, een voorbeeld voor zijn collegas en voor de talloze stagiairs die hij vormde. Daarom vond ik het nogal eigenaardig dat hij één van de enige leden van onze club was, van zijn generatie, die nog geen Paul Harris Fellowship had gekregen. En daar gaan we vanavond aan remediëren.
Robert, het is met veel plezier dat we je deze onderscheiding geven vanavond. Er is wel een klein organisatorisch probleempje: we waren wat laat om hem aan te vragen en daardoor is de oorkonde nog niet binnen, maar dat komt wel in orde. Bij dezen overhandig ik je de mijne, die ik ooit nog van jou kreeg. Hij is nog nooit uit het doosje geweest…

En nu denk dat ik genoeg gesproken heb voor vanavond.
Het woord is nu aan jullie, geniet van de maaltijd en de rest van de avond.

NB:
Het gebruikte lettertype heet Garamond.
Toevallig las ik onlangs dat Claude Garamond een zestiende-eeuwse Parijse drukker was, die nauw was betrokken bij de Reformatie. Hij vertoefde in progressieve kringen uit die tijd, kende ondermeer Erasmus persoonlijk en had ook contacten met Calvijn en Zwingli. Hij ontwierp dit lettertype met de bedoeling de Bijbelvertaling in de volkstaal gemakkelijker leesbaar te maken voor leken, ter vervanging van de toen nog veelal gebruikte Gotische karakters.